Bij zondag 14 september: Johannes 3, 13-17
Als ik vroeger naar het schaatsen keek op tv dan zag ik vaak op de tribune een houten bordje op een steel terug waarop stond: ‘Joh. 3,16’. Een bordje of een spandoek, dat weet ik niet meer precies. Iemand onder de toeschouwers wilde ons iets duidelijk maken. Wat? Dat bleef mij als kind of jongere in raadselen gehuld.
Inmiddels weet ik dat het om een vers uit het Johannes-evangelie gaat. Komende zondag komt dat in de lezingen terug. Er staat: ‘Want God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’
Dat is nogal wat. Je zoon geven. Ik moet meteen denken aan al die mensen, die op wat manier hun leven geven voor een ander. De man of vrouw, die alles over heeft om te zorgen voor zijn of haar zieke partner. Ouders die hun kinderen op plek één zetten. De mannen en vrouwen, die hun leven geven voor hun vaderland… Ze offeren zichzelf op.
‘Een offer brengen’, dat is ‘not done’ in onze tijd. Toch is dat wat de echte liefde kenmerkt. Gregorius de Grote (6e/7e eeuw), één van de woestijnvaders, zei daarvan: ‘Liefdadigheid begint als mensen niet meer geven van hun overvloed, maar als ze zoveel geven, dat het ze écht wat kost.’
Liefdadigheid komt pas om de hoek kijken als je zoveel geeft, dat je er zelf dingen om moet laten. Voor Gregorius was dat niet iets vrijblijvends, maar een morele plicht. Het komt de ander toe. Het komt de gemeenschap toe. Wij zijn immers allemaal een deel van de keten. We ontvangen om weer door te geven.
Wat op het eerste gezicht verlies lijkt, is pure winst en uiteindelijk eeuwig leven. Dat is leven met God en dat maakt uiteindelijk gelukkig!
Frank de Heus, pastoraal werker
