Dat Jezus een mens van vlees en bloed was, lezen we ook komende zondag weer. Jezus is woedend. Ze hebben van de tempel een markthal gemaakt (Joh. 2, 13-22).
‘Oef’, denk ik. Ik zie in mijn gedachten allerlei kerken voorbij komen, die hun functie voor de eredienst verloren hebben. Het zijn cafés geworden, woonhuizen, opslagruimten voor beelden of meubels, supermarkten, bibliotheken of boekhandels, verzamelgebouwen voor allerlei zorgaanbieders. Soms, zo vind ik zelf, wel een heel mooie functie. Het lezen van boeken kan mensen verheffen. Geestelijke zorg kan mensen gezond maken. Misschien zou Jezus hier helemaal niet zoveel moeite mee hebben?
Maar een huis van gebed, dat nog een huis van gebed is, moet wel als een huis van gebed behandeld worden. Met respect en eerbied. Een kerk als gewijde plaats, is een huis voor God. Daar zou je eigenlijk je schoenen moeten uitdoen en buigen voor die grote God, die aan het begin en einde van alles staat. Mensen vieren er de momenten in hun leven, die er toe doen: nieuw leven, relaties die worden ingezegend, opname in de gemeenschap, afscheid van een dierbare. We worden er gezegend. Er wordt gehuild, gelachen, de vrede gewenst, ontroerd.
We krijgen wel eens aanvragen voor concerten, shows, of ander gebruik van onze kerken. Dat bekijken we serieus. Er kan door de parochie ook aan verdiend worden. Maar niet alles is passend. En niet alles kan. Juist vanwege de kwetsbaarheid van zo’n ruimte, die we apart zetten voor gebed en samenkomen voor het aangezicht van God, in ons dorp, onze stad, onze wijk.
Het is mooi dat we nog zulke ruimtes hebben. En dat waar kerken sluiten, soms een kleine heilige ruimte voor de gemeenschap bewaard blijft. In de vorm van een kapel. Of in de vorm van een plek waar kleine groepen nog kunnen samenkomen. We staan erbij stil op de feestdag van Sint Jan van Lateranen. De kerk van de bisschop van Rome, onze paus Leo XIV.
Frank de Heus, pastoraal werker
